De Venwitsnuitlibel heeft met de Noordse en de Gevlekte Witsnuitlibel onder meer de volgende kenmerken gemeenschappelijk: relatief kleine, zwarte libellen met gele of rode tekening die zeer donker kan worden. Op de basis van in ieder geval de achtervleugels zit een zwarte tekening, de achterlijfsaanhangselen zijn altijd zwart, en in ieder geval op S7 zit een rode of gele vlek. Vlekken zitten ook vaak op S1 tot S7. Onderling zijn deze soorten vaak lastig te herkennen en soms is onderzoek van de geslachtsorganen noodzakelijk om tot een zekere identificatie te komen. Hiervoor verwijs ik naar de veldgidsen.
De Venwitsnuitlibel is duidelijk kleiner en slanker met veel kleinere vlekken dan de Gevlekte Witsnuitlibel, maar kan sterk op de Noordse Witsnuitlibel lijken. De voorrandsader is meestal zwart tot aan de knoop, en geel van de knoop tot aan het pterostigma (van voren kijken). Bij de Noordse en de Gevlekte is de voorrandsader geheel geel. Echter, bij oudere dieren van alle drie soorten kan de voorrandsader donker worden. De pterostigmata zijn meest zwart of donkerbruin. De vlekken op het achterlijf zijn smal en klein en op S4 en S5 vaak afwezig, zodat het dier vaak een donkerder indruk maakt dan de Noordse. Bij vrouwtjes van de Venwitsnuitlibel heeft S3 een duidelijk andere tekening dan de beide andere soorten.
Zeldzame soort van hoogveenvennetjes.
Noord-Nederland: | Zeldzaam |
---|---|
Nederland: | Vrij zeldzaam op de zandgronden |
Vliegtijd: | mei tot juli |
Vennen met veen, bij voorkeur zonder vis. Ongeveer zelfde biotoop als de Noordse Witsnuitlibel, maar lijkt kritischer te zijn.