Heidelibellen zijn vrij kleine 'echte' libellen (Anisoptera), met relatief brede achtervleugels en zwarte of zwart met gele poten. De ogen liggen tegen elkaar, De vleugels hebben nooit bruine of zwarte vlekken aan de basis, en het lichaam is bijna nooit afgeplat. De kleur van de bovenkant van het lichaam is vaak rood, geel, zwart, bruin of een combinatie hiervan, maar nooit blauw, groen of metallic. De achterlijfsaanhangselen van het mannetje lopen als een dakje naar elkaar toe, die van het vrouwtje staan wat verder uiteen en lopen evenwijdig aan elkaar.
De Bloedrode Heidelibel is een van die soorten die vaak alleen door kenmerken te combineren, en alternatieve soorten uit te sluiten met zekerheid op naam te brengen is. Zo hebben alle dieren zwarte poten (vgl. Steenrode en Bruinrode Heidelibel), een prominente snor, en is kleuring op de vleugels beperkt tot wat geel aan de basis van de achtervleugels (vgl. Geelvlek- en Zwervende Heidelibel). De pterostigmata zijn (behalve bij zeer jonge dieren) donker, en de onderkant van de ogen kan grijs zijn, maar niet (grijs)blauw.
Volwassen mannetjes hebben een knotsvormig achterlijf en een rode snuit.
Vrouwtjes hebben een eiboor die tegen het lichaam aanligt (vgl.
Steenrode en Bruinrode Heidelibel), en op de zijkant van het achterlijf een rij zwarte streepjes.
Jonge mannetjes lijken veel op de vrouwtjes, maar verschillen hiervan door het ontbreken van de streepjes op de zijkant van het achterlijf en door de vorm van de achterlijfsaanhangselen.
Algemene soort.
Noord-Nederland: | Algemeen. |
---|---|
Nederland: | Zeer algemeen. |
Vliegtijd: | juli tot september. |
Vaak bij matig voedselrijk water, maar ook regelmatig bij vennetjes e.d.