Zoals bij alle Rombouten staan de ogen een eind uit elkaar. Het achterlijf is zwart met een gele lengtestreep die tot bijna het einde doorloopt. De poten zijn zwart-geel gestreept. De zwarte schouderstrepen zijn smal (smaller dan de gele streep er tussen). De middenstreep op de zijkant van het borststuk loopt door tot aan de bovenkant, in plaats van bij de ronde stip te stoppen (dit kenmerk is uniek voor de Plasrombout).
Zeer zeldzame soort van grotere diepe plassen zoals zandafgravingen.
Noord-Nederland: | Zeer zeldzaam in noord-Drenthe. |
---|---|
Nederland: | Vrij zeldzaam |
Vliegtijd: | Juni |
Voortplanting bij grotere wateren met zandige ondergrond en vaak weinig oeverbegroeiing. De dieren sluipen i.h.a. in zeer korte tijd uit, om daarna de voortplantingsplaats te verlaten tot ze geslachtsrijp zijn. In die tijd vaak op allerlei heideveldjes e.d. te vinden die op tientallen km's afstand kunnen liggen.